zaterdag 28 februari 2009

Spoedgevallen en Gorilla’s

Als de telefoon gaat sta ik in een reflex direct klaarwakker naast mijn bed. Het valt dit keer mee. Het is de vrouw van een van de Franse werknemers van het houtkapbedrijf. Ze heeft gisteren voor de derde keer haar schouder uit de kom gehad en heeft de hele nacht niet kunnen slapen. Ik beloof bij haar langs te komen vanmorgen en besef opeens dat ik eigenlijk niet hoef te werken vandaag. Heerlijk. Ik trek het laken weer over mijn hoofd tegen het felle zonlicht.

Onrustige beelden van een verstoorde droom afgewisseld door herinneringen aan de afgelopen dagen draaien door mijn hoofd. Ik probeer de gedachten wat te ordenen:
Vier dagen geleden is Jaap aangekomen. Hij is bezig met een promotie onderzoek op de chirurgie afdeling in Amsterdam en heeft een korte vakantie genomen om me hier op te zoeken. Hij had niet bepaald een directe vlucht en reisde via Marokko (Cassablanca), Kameroen (Douala), de Democratische Republiek Congo (Kinshasa), Brazzaville (de hoofdstad van dit Congo) en Ouesso (de hoofdstad van de provincie Sangha). Achtenveertig uur na vertrek in Amsterdam kwam hij hier in Pokola aan.
Jaap kwam ongeveer gelijktijdig het ziekenhuis binnen met meisje van een jaar of acht dat buiten bewustzijn met trekkingen in armen en benen door moeder werd binnen gedragen. Na Jaap’s eerste ontmoeting met ernstige malaria was het vrij rustig in het ziekenhuis. Het kind stopte met stuipen en knapte snel op na het starten van de behandeling en we hadden het weekend de tijd Pokola te verkennen en een pygmeeën nederzetting in de omgeving te bezoeken.

Zondagavond hebben we gegeten in een bizar Vietnamees restaurant dat hier naartoe is gehaald met sponsoring van een directeur van het houtbedrijf. Het restaurant ligt enkele kilometers buiten het dorp verlaten in het oerwoud langs de rivier en heeft slecht enkele klanten per week maar een uitgebreid menu. Heerlijk gegeten.

’s Nachts was het afgelopen met de rust. Om drie uur werd ik gebeld voor een spoedgeval. Een bevalling met veel bloedverlies, waarschijnlijk door een voorliggende placenta. In het jaar verloskunde in Nederland had ik dit nooit zo meegemaakt maar ik had er genoeg over geleerd om niet te aarzelen. Tien minuten later stonden Jaap en ik in de verloskamer. Het bloedverlies was indrukwekkend en de beslissing om een keizersnede te doen was snel genomen. Gelukkig was er meteen een geschikte bloeddonor gevonden voor een bloedtransfusie. Een uur later lag de vrouw gelukkig zonder verder overmatig bloedverlies met een gezonde zoon in haar armen. Ze had goed aangevoeld dat het niet onverstandig was direct naar het ziekenhuis te gaan bij het begin van de weeën. Dit was bij een ‘thuisbevalling’ niet zo goed afgelopen.

De volgende morgen bespraken we tijdens de overdracht de oorzaken en behandeling van bloedverlies tijdens de zwangerschap. Daarna hielp Jaap met de evaluatie van het ziekenhuis en deden we samen spreekuur. Een patiënt met astma, een patiënt met hypertensie, een aantal HIV patiënten die moesten starten met de behandelingen en een man die klaagt over het gevoel dat er mieren over zijn geslachtsdeel lopen. Sinds ongeveer een jaar. Het was in zijn dossier terug te lezen dat hij al meerdere malen op alle mogelijke ziektes was getest zonder dat daar iets uit was gekomen. Meer dan tien keer was hij al met hetzelfde probleem door steeds een andere dokter gezien en iedere keer met een ander middel behandeld. Negen verschillen soorten antibiotica telden we in het dossier. Ik begon met het slechte nieuws dat ik geen behandeling voor zijn probleem heb maar dat ging er echt niet in. Volgende week komt hij terug om er verder over te praten. Mag ik hier zelfs aan het werk als psycholoog....
’s Middags had ik een operatie gepland maar toen de operatiekamer was voorbereid, het team klaarstond en ik wilde beginnen bleek de patiënt plotseling te zijn verdwenen. Daar sta je dan in je groene operatie outfit met een witte muts op je hoofd. Gebrek aan echte geneeskundige problemen was er echter niet. We konden aan de slag in de behandelkamer voor een paar patiënten met flinke snijwonden na een auto ongeluk.

Toen we s’ avonds naar bed wilden gaan besloot ik mijn telefoon uit te zetten om de nacht zoals afgesproken de dienst voor Antonie te laten. Ik kreeg echter niet de kans. Net voordat ik de uit-knop kon indrukken ging de telefoon: er was een verkeersongeluk was gebeurd met veel gewonden die nu onderweg waren naar het ziekenhuis. De chauffeur van een pick-up vol geladen met wegwerkers zou geprobeerd hebben een wild varken dat ze op de weg zagen staan bewust aan te rijden. Een alternatieve methode om vlees op tafel te krijgen. Hij had het varken gemist maar was wel van de weg geraakt. Het resultaat: minimaal een dode en een onbekend aantal gewonden. Snel gingen de kleren weer aan.
Gelukkig was Antonie weer terug van een cursus en konden we samen de voorbereidingen treffen voor de opvang van de slachtoffers. Hij reageerde scherp en snel: alle ziekenhuis ingangen gingen dicht om ramptoeristen buiten te houden en een zaal werd leeggemaakt voor de opvang van minimaal tien ernstig gewonden. Evenveel infuus-systemen werden klaargemaakt voor gebruik. Toen de gewonden binnenkwamen bleek de schade relatief mee te vallen. Er was inderdaad een man die reeds was overleden aan een schedelbreuk. Daarna kwamen de gewonden: een man met ernstige verwondingen aan de borstkast, een man met een hoofdwond en een aantal gebroken tanden en daarna vijf mannen met voornamelijk kneuzingen en schaafwonden. We focusten ons op de man met de verwondingen aan de borstkast en namen hem meteen mee naar de operatiekamer. Hij bleek 4 ribben op meerdere plaatsten gebroken te hebben met daarbij een klaplong en een bloeding. Ik besprak met Antonie de procedure om het probleem op te lossen maar het benodigde materiaal bleek niet direct beschikbaar maar uiteindelijk vonden we een bruikbare slang en een lege drankfles . Met de slang kregen we het bloed en de lucht uit de borstholte waarna de long zich weer ontplooide. Gelukkig stopte de bloeding vanzelf.
De beelden van die nacht staan op mijn netvlies gebrand en mijn bewondering voor Antonie is enorm als ik besef dat hij dit soort problemen alleen moest oplossen de afgelopen 10 jaar zonder met iemand te kunnen samenwerken en te overleggen. Technisch zal je op een gegeven moment wel een manier van werken vinden maar het moet erg moeilijk voor hem zijn geweest gemotiveerd te blijven.

Het is nu twee dagen later en de chaos in het ziekenhuis is weer onder controle. Het hele dorp kwam langs om te rouwen om het sterfgeval en/of uit nieuwsgierigheid. De twee ernstig gewonden van het auto-ongeluk zijn overgeplaatst naar de hoofdstad.
Ik haal nog eens diep adem en stap uit mijn bed. Antonie heeft me verzekerd dat ik even twee dagen vrij kan nemen om het oerwoud te verkennen. Ik maak Jaap wakker. We pakken onze spullen in en nadat ik nog even een bezoek heb gebracht aan de vrouw met die gisteren haar schouder uit de kom had om extra medicijnen te geven vertrekken we richting Bomassa waar zich een post van de Wildlife Conservation Society (WCS) bevindt. We rijden via de markt in Pokola om eten in te kopen en daarnaast ook een voetbal en een olielamp voor het dorpshoofd in Bomassa. We rijden vervolgens nog even via de apotheek om malaria tabletten, antibiotica en condooms mee te nemen voor de verloskundige in het dorp. Een uur later zijn we op weg, 130 km over een stoffig rode weg door het dichte oerwoud.

In Bomassa is de verloskundige erg blij met de medicijnen. Ze had zelf echt helemaal niets meer in de medicijnkast en ze verteld emotioneel dat het voor het eerst is dat iemand zich echt om haar bekommert. Later krijgen we een iets ander verhaal te horen van de conservateur van WCS. Zij vertrouwen de verloskundige niet omdat ze medicijnen voor woekerprijzen zou doorverkopen en houden daarom de een eigen voorraad in hun kantoor. Met de conservateur bespreken we de mogelijkheid dat ik hen zal helpen de gezondheidzorg in het dorp wat te verbeteren. In ruil daarvoor krijgen we twee gidsen om twee dagen het oerwoud in te gaan en een onderzoeksplek te bezoeken waar een groep gorilla’s wordt bestudeerd.
Even later zitten er twee jongens met machetten bij ons in de auto en rijden we dieper het bos in tot de weg doodloopt. Het is ongeveer drie uur lopen naar het kamp maar het is al over 2 uur donker dus we moeten opschieten legt een van de jongens uit. Jaap en ik zien het wel goed komen maar als we een half uur later ontdekken dat we een tot ver boven de knieën door de ‘maraîchage’ (een soort bomenmoeras) moeten waden, blijkt het toch niet helemaal een eenvoudige boswandeling te worden. Om mijn schoenen droog te houden loop ik net als de gipsen op blote voeten maar ergens is het toch een raar idee dat ik niet kan zien waar ik mijn voeten neerzet in het gitzwarte water vol ongedierte. Gelukkig loopt niet de hele tocht door het moeras en even later lopen we in een snelwandel tempo op droge grond. We passeren indrukwekkende woudreuzen van wel 40-50 meter hoog en horen gekraakt en gestamp van een olifant, tenminste als we de gidsen moeten geloven, want we krijgen hem helaas niet te zien.

Als we aankomen bij het kamp van de onderzoekers kunnen we nog net een bad nemen in een prachtig beekje voordat het donker wordt. In het kamp wonen een aantal pygmeeën uit de Centraal Afrikaanse Republiek die zijn opgeleid door de Wildlife Conservation Society als ‘depisteur’ (gorilla- zoeker). Congolezen zijn te bang voor gorilla’s wordt ons uitgelegd. Daarnaast zijn er 2 biologen uit Brazzaville en een Franse vrijwilliger die al jaren projecten met apen begeleid. Trots vertelt hij gewerkt te hebben met meer dan 50 verschillende soorten apen. Het team doet hier onderzoek naar de leefgewoonten van de laaglandgorilla’s. Daarbij wordt er een strikte procedure gevolgd waarmee de gorilla’s gewend raken aan de aanwezigheid van mensen. Dit programma is onder ander in Rwanda bij de berggorilla’s ontwikkeld en wordt nu ook op de gorilla’s hier toegepast.
Het is een zeer langdurig en intensief proces waarbij de gorilla’s gedurende zeven jaar dagelijks worden benaderd door de onderzoekers. Het eerste jaar op 50 meter afstand om de bewegingen van de groep in kaart te brengen. Het tweede jaar begint de ‘angst en vlucht fase’ en wordt de afstand verkleind tot 25 meter. Vanaf het derde jaar begint de ‘agressie fase’ en wordt de afstand verkleind tot het moment dat de gorilla’s durven aan te vallen. Dit is een kritieke periode voor slagen van het project maar als het goed gaat wordt de ‘ignorante fase’ bereikt. De gorilla’s negeren de aanwezigheid van mensen volledig en zijn van dichtbij tot in details te bestuderen in hun natuurlijke gedrag.

Het is de volgende morgen nog even spannend of we de gorilla’s vinden maar we hebben veel geluk. Na een goed uur zoeken ontmoeten we op een open stukje moeras in de zon Kingo, een 200 kg zware Silverback. Ongelooflijk indrukwekkend.
Hij trekt zich niets van ons aan en zit rustig wortels te eten. Een zoon van hem vertoont acrobatische trucs in het struikgewas terwijl we de vrouwtjes zich alleen laten horen in de dichte begroeiing. Kingo besluit na enige tijd het bos weer in te lopen en we kunnen hem en zijn zoon voorzichtig volgen totdat hij tegen een boom gaat zitten. De kleine gorilla blijft aandacht trekken en poseert met een serieuze blik voor de camera. Kingo houdt zich rustig maar net als wij is hij meteen erg op zijn hoede als er plotseling een gifgroene slang uit een boom valt. Gelukkig op enkele meters afstand want het antigif in Pokola is ver weg. Het loopt gelukkig goed af en het is prachtig om te zien hoe zo’n gorilla op ons lijkt in zijn gedrag. Hij verliest de slang geen moment uit het oog tot de kust weer veilig is.
Na enige tijd laten we Kingo en zijn familie weer achter in het bos. Wat een ervaring om gorilla’s van zo dichtbij in het oerwoud te zien leven. We zijn ook enigszins opgelucht dat het geen Bokito ervaring is geworden want een uithaal met zijn enorme gompels en je bent er geweest. Daar bestaat geen twijfel over.







Als we een paar uur later weer door het bomenmoeras moeten klinkt er plotseling een enorm lawaai uit het water. Snel komt het geluid dichterbij en Jaap en ik zien tot onze verbazing onze twee gidsen razendsnel tussen de bomen uit het zicht verdwijnen. Zelf staan we even aan grond genageld en duiken dan snel achter een boom. Het geluid komt precies onze kant op en even later duiken er twee otterachtige langharige beesten van zeker een meter lang voor ons op uit het struikgewas. Ze schikken meer van ons dan wij van hen maken rechtsomkeer zodra ze ons zien. Als het geluid van de rennende dieren door het ondiepe water weer in de verte is verdwenen is het even doodstil. Dan komen uit het bos onze twee gidsen schuchter teruggeschuifeld. Ze maken de indruk in hun broek te hebben gepist van angst. We krijgen volledig de slappe lach over het voorval en de gidsen lachen opgelucht mee. Helaas weten we nog steeds niet wat voor beesten het nu eigenlijk waren want ik heb ze nog niet in de boeken teruggevonden en de gidsen hebben ze natuurlijk uberhaubt niet kunnen zien.
De terugreis verloopt verder zonder grote verrassingen. We komen langs het dorpshoofd van Bomassa die gelukkig is met de nieuwe voetbal voor het dorpsteam. Hij zwaait ons uit als we weer terugrijden richting Pokola.

De snotneus van een andere planeet en de ingenieur die sterft in een stal

Het is maandagochtend en ik zit klaar voor de overdracht in een van de containers die rond het ziekenhuis is neergezet om het plaatstekort in het oorspronkelijke gebouw te compenseren. Ik ben ondertussen gewend dat de ochtendbespreking vaak ongeveer een half uur later begint dan gepland en merk dat ik het al bijna geaccepteerd heb want ik lees ondertussen rustig in mijn chirurgieboek over de anatomie van de onderarm. De arme vrouw met de afgestorven hand en pols (ondertussen wellicht ook een deel van de onderarm) wacht nog steeds op de operatie en ik probeer de tijd nuttig te gebruiken door 16 spieren en pezen die ik tijdens de operatie zal tegenkomen nog eens na te lopen. De operatie werd steeds uitgesteld. De familie van een patiënt heeft hier grote invloed op de beslissingen van een individu. Er werd nadat ik een onderarmamputatie had voorgesteld officieel gestemd door alle beschikbare familieleden waarna de ingreep werd afgewezen. De assistent die hielp vertalen tijdens het gesprek met de familie vatte het duidelijk samen: Een hand is onmisbaar. Ze willen liever dat ze doodgaat dan dat je de hand amputeert. Ik kon het moeilijk geloven. Ze wisten volgens mij niet waarover ze gestemd hadden. We stelden voor dat de familie opnieuw moest stemmen onder de voorwaarde dat ieder die mee wilde stemmen eerst zelf de rottende hand moest hebben gezien. Dat pakte goed uit: Een paar uur later was unaniem besloten dat de operatie toch mocht doorgaan. Ik dacht nog dezelfde middag te kunnen beginnen maar ontdekte tijdens de voorbereidingen dat er helemaal geen instrumentarium voor amputaties aanwezig was. Na enig zoekwerk vond ik bij de zagerij van het houtbedrijf een geschikte zaag. Weliswaar niet direct voor dit doel gemaakt maar hoe bizar het ook klinkt: de botten van een onderarm zijn echt niet lastiger door te zagen dan een stuk tropisch hardhout. Vandaag zal de operatie hopelijk kunnen doorgaan.

Antonie komt binnen voor de overdracht en heeft meteen een mededeling: De chef van het personeel van het houtkapbedrijf heeft geklaagd dat de behandeling in het ziekenhuis echt ver onder de maat is. Hij was zondagmorgen met de griep naar het ziekenhuis gekomen en had slechts paracetamol gekregen. Ik kijk verheugd op. Dat lijkt me een opvallend goede actie. Ik heb de afgelopen weken het idee dat assistenten meer medicatie voorschrijven naar mate iemand hoger op de sociale ladder staat. De hoeveelheid medicijnen op het recept zegt vaak meer over de sociale status van een patiënt dan over de ernst van de ziekte. Om mij heen ontstaat een discussie over welke medicatie geïndiceerd is bij griep. Aan het eind van de overdracht staan er zes groepen van geneesmiddelen op het bord: Pijnstillers, ontstekingsremmers, hoestprikkelremmers, sprays om slijmvlieszwelling te onderdrukken, slijmoplossers en vitaminen. Ik was verrast over de enorme kennis die vooral Antonie bleek te hebben van samenstelling en werking van deze middelen. Het bleek dat er van deze groepen medicijnen vaak ook meerdere merken in de apotheek verkrijgbaar zijn. Dit is waarschijnlijk het gevolg van het feit dat de apotheek is aangepast aan de behoeftes aan de Franse medewerkers van het houtbedrijf. Het Franse gezondheidssysteem is wat minder terughoudend met dit soort middelen dan ik in Nederland gewend ben bij onze calvinistische huisartsen. Een snotneus is voor ons gewoon alleen maar een snotneus en die gaat vanzelf weer over, maar als ik dat probeer ik uit te leggen word ik aangekeken alsof ik een snotneus van een andere planeet ben. Tsja, wie ben ik? Dat is natuurlijk niet ver bezijden de waarheid dus ik dring maar niet te veel aan nog. Ondertussen denk ik wel even aan de patiënte met de gangreneuze hand waarvoor echte goede pijnstillers zoals morfine, die mijn ogen veel belangrijker zijn, niet aanwezig zijn door de onmogelijke importregels van de Congolese overheid.

Als we het programma van de dag doornemen vraagt Armin, de assistent die verantwoordelijk is voor de instrumenten in de operatiekamer schuchter of hij iets mag vragen. Of ik niet ook een vijl nodig heb om de scherpe randen van het bot weg te vijlen tijdens de amputatie. Hij heeft dat een keer op een televisie gezien. Ik had de juiste vijl niet gevonden bij houtkapbedrijf maar Armin heeft een oplossing: Hij weet in het dorp wel ergens een vijl te vinden en zal hem tijdig voor me steriliseren.
Zeer zorgvuldig legt hij een paar uur later de nieuwe instrumenten klaar. Aangezien Antonie het spreekuur doet heb ik hem gevraagd om me te helpen tijdens de ingreep. Samen bespreken we stap voor stap de procedure en even later zijn we een hecht team tijdens de operatie die probleemloos verloopt. Als hij aan het einde van de operatie met succes een deel van de huid heeft gehecht kijkt hij me aan met een trotse glimlach. Op dat moment verdwijnen alle tegenslagen in het niets en is het echt prachtig om hier te mogen werken.

’s Middags blijkt er onverwacht een delegatie van het ministerie van volksgezondheid te zijn aangekomen voor een inspectie van ons ziekenhuis. Ze komen gewichtig uitleggen dat de kwaliteit nodig gecontroleerd moet worden omdat de gezondheidszorg in onze regio te wensen overlaat. Ik hoor met enige verbazing dat ze het ziekenhuis van het houtbedrijf als belangrijkste doelwit hebben uitgekozen en probeer heel subtiel uit leggen dat het gezondheidsprobleem in de regio toch met name een gevolg is van de afwezigheid van overheidsinstellingen. Wij leveren zorg aan de gehele bevolking hier want buiten dit ziekenhuis is het niveau van de gezondheidszorg zorgwekkend laag als er al überhaupt een service bestaat.
Vorige week bezocht ik het ziekenhuis in de regionale hoofdstad Ouesso en ons ziekenhuis was daarbij vergeleken bijna een luxe privé kliniek in Dubai. Om de inspecteurs te vriend houden houd ik mijn kritiek voornamelijk binnensmonds want ik ben wel benieuwd naar hun aanbevelingen voor verbeteringen en je weet maar nooit of samenwerking in toekomst mogelijk wordt. We lopen de papieren door (ik ben gelukkig netjes officieel als arts in Congo aangemeld) en doen een rondleiding over de afdelingen. In het laboratorium lukt het me net mijn lachen in te houden als Albert, de laboratorium assistent, de inspecteurs weet af te leiden zodat een van de patiënten snel ongemerkt een pan met rijst van de stoof kan halen die gebruikt moet worden voor het verhitten van objectglaasjes in plaats van voor het bereiden van een lunch.
De rondleiding verloopt zonder verdere incidenten en de inspecteurs gaan weer terug naar hun hotel. Ze hebben een aantal punten op papier gezet en Antonie zit nu achter de computer een rapport voor ze uit te typen terwijl zij een glas bier drinken met uitzicht over de rivier. Hun belangrijkste kritiekpunt blijkt afwezigheid zijn van een licentie van een van de 3 gezondheidsposten die bij ziekenhuis horen. De vergunning was wel aangevraagd maar het oprichtingsstatuut blijkt onvindbaar. Het is een ernstig delict en we hebben nederig beterschap belooft en de inspecteurs veel succes gewenst met de verdere werkzaamheden.

De volgende morgen is er veel consternatie omdat volgens de tamtam een van de hogere werknemers van het houtkapbedrijf zou zijn overleden. Het is een jonge ingenieur van een jaar of dertig die volgens iedereen kerngezond was. Op het werk heeft hij zich afgemeld voor een familiebezoek. Niemand weet waar hij is en hoe hij is overleden. Na en zoektocht in het dorp blijkt hij zich in een van de ‘privé klinieken’ te bevinden.
Onderweg krijg ik uitgelegd dat het de kliniek is van een verpleegkundige die vroeger in het ziekenhuis werkte en die nu voor zichzelf is begonnen. In de wijk rond de kliniek is een grote menigte op de been en het geroezemoes wordt overstemd door huilende vrouwen. De kliniek blijkt niet veel meer dan een houten schuur met een aantal schotten voor verschillen kamers. Het is nogal donker want er is verder geen verlichting maar als mijn ogen gewend zijn zie ik aan de muren bijna antieke posters hangen met levendige afbeeldingen van geslachtsziektes en de anatomie van buik en bekken. De assistent blijkt een vriendelijke man van een jaar of vijftig die me zonder blikken of blozen uitlegt dat hij de werknemer heeft geopereerd en een grote tumor uit de buik heeft verwijderd zonder complicaties. Om voor hem onduidelijk redenen is de patiënt twee dagen later overleden. Ik zie een kip rond
scharrelen tussen de schotten en ontwaar een stellage die hij zijn operatietafel noemt onder een gat in het golfplaatplafond met een lekkend plastic zeiltje. Wat kan je hierover zeggen? Waarom is die werknemer die goed is opgeleid en volgens iedereen erg intelligent was in deze stal terecht gekomen? Waarom is hij niet naar ons ziekenhuis gegaan? Hij had als topwerknemer volgens zijn contract naar een ziekenhuis in Europa kunnen worden overgeplaatst. Wat is er gebeurt? Heeft zijn familie hierop aangedrongen? Hygiene, medicijnen, goede materialen of een officieel artsendiploma zegt de bevolking hier niet veel. Het gaat vooral om status en macht. 'Le pouvoir'. Niet voor niets hebben echt bijna alle patiënten die ik in ziekenhuis zie littekens van traditionele inkervingen in de huid om de ziekte te behandelen. In de regel wordt eerst een machtige lokale genezer bezocht om de ziekte te bezweren voordat onze hulp wordt gevraagd in het ziekenhuis. Dat ging ook op voor een patiënt met een slangenbeet die meteen in het ziekenhuis een tegengif had kunnen krijgen maar verkoos eerst een andere arts in het dorp te consulteren waarna hij nu met een arm vol kleine inkervingen helemaal opgezwollen op de afdeling ligt.
En nu deze ingenieur die zich in een stal laat opensnijden door een ex-verpleegkundige omdat dat een charismatisch man is met een machtige positie in de gemeenschap... 

Op de terugweg naar het ziekenhuis kom ik Antonie tegen die het uitgetypte rapport naar de inspecteurs moet brengen. Ik ga met hem mee naar hun hotel waar ze nog op bed liggen. Als ze het verhaal van de overleden ingenieur horen besluiten ze ook een bezoek aan de 'prive kliniek' te brengen. Ik ga niet meer mee. Dit is iets voor de Congolezen zelf waarin ik geen rol moet willen spelen.
Antonie vertelt me later dat ze tijdens het bezoek gezegd hebben dat de assistent niet meer van hun mag opereren. Het is volgens hem vraag of hij zich daaraan zal houden. Het zal waarschijnlijk weer een paar jaar duren voordat er weer inspecteurs uit Brazzaville afdalen naar Pokola om het te controleren en zolang er veel mensen zijn die in zijn methodes geloven zal hij hier moeilijk tegen gehouden kunnen worden. Zijn verwachting blijkt in de daarop volgende weken waarheid te worden...

zondag 1 februari 2009

Van Lelystad naar Pokola

Het is vrijdagavond en er lijkt een eind te komen aan de werkdag in het ziekenhuis. De rij patiënten voor de polikliniek is weggewerkt zonder veel bijzonderheden. Eigenlijk alleen maar kinderen met een snotneus waarbij de ouders een middel voor de malaria willen. Het feit dat de consultatie bij de dokter gratis is maakt dat veel mensen er gebruik van maken om daarna afhankelijk van de kosten voor verder onderzoek en de behandeling zelf te heroverwegen of dat wel echt nodig is. Het is goed frustrerend om dezelfde patiënten een paar dagen later terug te zien in veel slechtere conditie omdat ze na het eerste consult toch besloten betaalde aanvullende onderzoeken en de behandeling te laten zitten en het natuurlijke beloop van de ziekte af te wachten.
Ik wilde eigenlijk nog een ronde langs de afdeling maken maar als ik vanaf de gang de mannenafdeling inkijk bedenk ik me. Op de patiëntenbedden zitten gemiddeld zeker 5 personen vrouwen en met een kring van kinderen en veelal vrouwen eromheen. De patiënten hebben bezoek van familie, vrienden en kennissen. Heel het dorp lijkt zo nu en dan het ziekenhuis te moeten bezoeken en het liefs met zoveel mogelijk mensen tegelijk. Het werken op de afdelingen is hierdoor vooral in de avonduren en het weekend bijna onmogelijk. Naar een dokter wordt nog wel geluisterd maar de verpleegkundigen hebben niet veel overwicht. We zouden hier zo’n echte ouderwetse hoofdzuster moeten hebben, een strenge daadkrachtige verpleegkundige die met ijzeren hand regeert over de verzorgenden en de zieken.

In het kader van het invoeren van wat verbeteringen hier dacht ik vorige week met iets relatiefs eenvoudigs te beginnen: bezoekuren en regels voor de patiënten om de chaos op de afdelingen wat te temperen. Het opstellen van regels bleek niet moeilijk en het naleven leek me ook niet al te ingewikkeld. We hebben ten slotte een bewaker die de grootste deel van de dag niet veel te doen heeft dus die kan mooi orde handhaven.
Het plan werkt tot nu toe voor geen meter. De bewaker had er blijkbaar niet veel zin in want hij was opeens vaak in geen velden of wegen te bekennen. De momenten dat hij bezoekers wel aansprak op de regels ontstond er vaak een eindeloze discussie en verloor hij het overwicht. De oorzaak lijkt het klasse systeem te zijn dat hier, waarschijnlijk mede als een overblijfsel van de communistische geschiedenis van Congo, nog volop aanwezig is. De overheid verplicht de salarissen in te delen in verschillende klassen die zich hier vertalen in de verschillende salariscategorieën van het houtkapbedrijf. De sociale status is er direct aan gekoppeld. De hogere categorieën en notabelen trekken zich niets aan van een eenvoudige bewaker in het ziekenhuis en wachten ook niet op hun beurt tijdens het spreekuur. De oplossing zal wat meer inspanning vereisen dan ik vorige week dacht.

Dat het besturen van een ziekenhuis niet eenvoudig is had ik meegemaakt tijdens mijn opleiding in het ziekenhuis in Lelystad in de polder. Daar werden grote financiële verliezen geleden en besloot men de regels wat minder nauw te nemen. De bekende zware sancties van de inspectie waren het gevolg.
Hier in oerwoud van Congo is de situatie natuurlijk compleet anders maar de fundamentele vraagstukken verschillen niet veel. De mensen in dit afgelegen gebied hebben recht op gezondheidszorg en die gezondheidszorg moet worden georganiseerd en betaald en daarbij moeten in tijden van economische crisis de juiste prioriteiten worden gesteld.
Ik ben hier met een behoorlijke dosis argwaan aangekomen. Werken voor een houtkapbedrijf. Dat had ik niet voorspeld een jaar geleden. Mijn nieuwsgierigheid werd echter geprikkeld door wat ik hoorde over de situatie hier in Pokola. De afgelopen weken heb ik gezien dat het bedrijf werkelijk op een duurzame en verantwoorde manier probeert geld te verdienen. Ze kappen gemiddeld slecht 2 bomen per hectare per 30 jaar om het bos de mogelijk te geven te herstellen. Daarnaast ziet men ziet absoluut het belang van het ziekenhuis voor iedereen met programma’s ter preventie van malaria en AIDS. De financiële situatie is echter lastig. Dertig jaar geleden woonden er een paar honderd mensen in Pokola en zwierven en een paar groepen pygmeeën rond in de omgeving. Als direct gevolg van de komst van het houtkapbedrijf is de bevolking sterk gegroeid. Het houtkapbedrijf kreeg hierdoor de verplichting voor de voorzieningen van de bevolking te verzorgen. Wegen, huizen, elektriciteit, water en medische zorg, etc. Er werken zo’n 1700 mensen voor het bedrijf maar er wonen nu ongeveer 25000 mensen in het gebied. Die mensen zijn allemaal aangewezen op het ziekenhuis in Pokola want vergelijkbare voorzieningen zijn er niet. De overheid is hier de grote afwezige. Op dit moment is de zorg ook voor niet-werknemers nog zwaar gesponsord maar met de huidige economische crisis is het te hopen dat dat kan blijven bestaan. De mooie plannen voor een nieuw ziekenhuis zijn voorlopig in de ijskast...

Buffels in Bomassa en een avond in Pokola

Buiten het ziekenhuis staat Albert, de laborant, op me te wachten. Vorige week zondag hebben we samen een tocht gemaakt naar het dorp Bomassa ongeveer 140 km van Pokola op het drielandenpunt van Congo, Cameroen en de Centraal Afrikaanse Republiek. Onderweg bezochten we kleine gezondheidsposten om kennis te maken met verpleegkundigen en verloskundigen die ogenschijnlijk zeer gemotiveerd met minimale middelen proberen zorg te verlenen. In Bomassa kregen we een rondleiding door het dorpshoofd door het dorp. Vlak buiten het dorp bezochten we een klein meer in het nationale park waar we twee wilde buffels aantroffen die een bad namen. Het was mooi om de beesten van slecht enkele tientallen meters afstand te zien ploeteren in het in de het ondiepe water. Toen we terugkwamen in het dorp bleek dat daar net 15 minuten geleden een groep olifanten was langsgekomen. Een spoor van afgerukte bladeren overtuigde me toen ik twijfelde of ik het dorpshoofd goed verstond. Helaas waren ze niet meer te achterhalen.

Vandaag neemt Albert me mee Pokola in om samen te kijken of we ergens tandpasta kunnen krijgen en om het dorp wat te verkennen.
Na enige tijd zoeken heb ik bijna alle winkels en in het voorbijgaan zeker 30 kerken gezien (er schijnen er in Pokola in totaal zo’n 40 te zijn). Veel is er niet te krijgen in de winkeltjes bij de markt maar uiteindelijk vinden we zowaar een tube tandpasta. Door de economische crisis werken de werknemers van het houtbedrijf maar 50% en krijgen dus ook maar 50% salaris. Dat heeft volgens Albert nogal een uitwerking gehad op de koopkracht in Pokola en ook de ondernemers in het dorp hebben hun activiteiten op een laag pitje moeten zetten. We drinken samen bier in een bar bij de markt. Bier is er altijd. Vooral ook tijdens een crisis. Als we teruglopen is het donker. We komen we langs een open veldje waar muziek klinkt. Er wordt fanatiek op djembe’s geroffeld en als we dichterbij komen blijken er tientallen mensen aan het dansen te zijn. Het is echt volkomen donker en het enige licht dat zien mogelijk maakt komt van enkele mobiele telefoons waarvan de schermverlichting als zaklamp wordt gebruikt. Ik heb behoorlijk wat verschillende culturen zien dansen maar dit is weer iets nieuws voor me. Het dansen draait hier letterlijk om een ding: Alleen het gebied tussen de navel en de bovenbenen beweegt in een onnavolgbaar ritme waar ze in Latijns-Amerika nog veel van kunnen leren. Als we een uurtje later verder lopen naar het ziekenhuis komen we een optocht van jonge mannen tegen die lekker agressief rondschreeuwen of een soort liederen zingen. Ik kan het niet helemaal thuisbrengen. Het blijken de worstelaars te zijn die een partij aankondigen en publiek proberen mee te lokken naar de arena in een van de cafés. Natuurlijk volgen we de stoet en het wordt nog een mooie lange avond.

Een verstoorde zaalronde

Als ik zaterdagochtend aankom in het ziekenhuis is het rustig. Tijdens de ochtendoverdracht blijken er ’s nachts geen nieuwe patiënten te zijn opgenomen. We hebben het over de werking van een nieuw type muskietennet, geïmpregneerd met een insecticide dat minimaal drie jaar lang werkt. Het is opvallend dat niemand echt wakker is maar als blijkt dat de netten ook gratis aan het personeel worden uitgedeeld zijn er opeens 15 zeer geïnteresseerde gezichten en zijn er vele vragen. Daarna gaat mijn collega Antonie het spreekuur doen terwijl ik begin met de visite op de afdeling met Hortensia, een nieuwe verpleegkundige, die nog moet worden ingewerkt. Mooi zo’n rustige ochtend, daar kan ik lekker de tijd voor nemen.

Op het eerste bed ligt een nieuwe patiënte die gisterenavond blijkt te zijn opgenomen. Niets over gehoord tijdens de overdracht. De patiënte is ongeveer 35 a 40 jaar en een semi-nomade van de Benzele stam, de pygmeeënpopulatie in de Sangha regio. Het duurt even voordat ik haar probleem begrijp in het Lingala maar nog voordat ik het probleem zie of uitgelegd krijg verraad een typische geur de aard van de pathologie. Haar linker hand die ze verborgen hield onder een doek blijkt te zijn afgestorven. De zwart verkleurde gemummificeerde vingers moeten al lange tijd dood zijn. Ze heeft nu echter koorts gekregen en om verdere uitbreiding van de infectie te voorkomen zal het dode weefsel moeten worden verwijderd. Dat wil zeggen een amputatie. Terwijl ik met Hortensia de antibiotica en de voorbereiding voor de operatie doorspreek wordt er nog een nieuwe patiënte binnengebracht. Ook een pygmeeënvrouw van ongeveer 40 jaar oud. We onderbreken de zaalronde om haar te onderzoeken. Ze was gisteren niet thuisgekomen en werd vanmorgen door de dorpelingen gevonden in het bos. Buiten bewustzijn. Volgens de dorpelingen overvallen door mannen uit een ander dorp. De vitale functies blijken te werken. Goede bloeddruk, ademhaling en hartfrequentie. Een nadere inspectie toont het probleem zonder dat ik er kennis van de neurologie voor nodig heb. Haar schedel blijkt op verschillende plaatsen gebroken en aan een kant zelfs fors ingedeukt. Hortensia helpt me de ernst van de situatie uit te leggen aan de familie en we maken samen een plan voor de behandeling die slechts ondersteunend zal zijn.

We krijgen niet de kans verder te gaan met de zaalronde. Ik heb me nog niet omgedraaid voor de volgende patiënt of er komt met grote snelheid een pick-up het terrein oprijden. Er blijken 6 gewonden in de achterbak te liggen. Op meer dan honderd kilometer van het ziekenhuis is de vorige avond een pick-up van de weg geraakt met ongeveer 100km per uur. De gewonden werden pas vanmorgen gevonden omdat er geen telefonisch bereik was. Snel maak ik met de verpleegkundigen een zaal leeg om de gewonden te beoordelen. Er schieten allerlei schema’s voor triage door m’n hoofd waarmee ik moet beslissen wie het eerst hulp nodig heeft. Gelukkig valt de schade relatief mee. Een onderarm met een bocht van 90 graden die we maar meteen rechttrekken en spalken met een stuk karton en een man met gebroken ribben zonder klaplong en verder patienten met veel kneuzingen en open wonden. Gelukkig komt Antonie helpen. We maken plannen wie wat doet en wanneer en zetten een ploeg verpleegkundigen in die op de operatiekamer de wonden beginnen schoon te maken en hechten. Bij de grote diepe wonden help ik en probeer uit te leggen dat we bij de erg vieze wonden beter alleen de spier en het onderhuidse weefsel kunnen hechten en de huid deels open te laten om te voorkomen dat de infectie onder de huid wordt ingesloten . Ze kijken me wat twijfelachtig aan maar protesteren niet.

De zaalronde is me niet gegund vandaag. Als ik weer probeer de ronde te hervatten wordt ik geroepen door een verpleegkundige om even mee te kijken naar een wond op de poli. Een pygmee heeft zichzelf met een machete in de hand gehakt. De assistent heeft een verdoving gegeven en wil beginnen met hechten. Hij wil weten voor de zekerheid weten of hij de huid mag dichthechten. Bij nadere inspectie blijken alle pezen van de vingers midden in de hand te zijn doorgesneden. ’s Middags opereer ik de patiënt samen met Antonie op de operatiekamer. Het duurt zeker twee uur maar het lukt om de uiteinden van de acht pezen terug te vinden en te hechten. De bloedvaten blijken ongedeerd en de zenuwen lijken intact.

Gelukkig blijft het de rest van het weekend rustig. Zondag doe ik voor het eerst mee met een voetbalteam uit het dorp. We spelen een oefenwedstrijd in het ‘Stade de Pokola’ tegen ‘Les Etoilles Noires’ We winnen zowaar met 4-1 en er zit behoorlijk wat potentie in het team.
Dat gaat nog wat moois worden als het seizoen begint.