zondag 1 februari 2009

Van Lelystad naar Pokola

Het is vrijdagavond en er lijkt een eind te komen aan de werkdag in het ziekenhuis. De rij patiënten voor de polikliniek is weggewerkt zonder veel bijzonderheden. Eigenlijk alleen maar kinderen met een snotneus waarbij de ouders een middel voor de malaria willen. Het feit dat de consultatie bij de dokter gratis is maakt dat veel mensen er gebruik van maken om daarna afhankelijk van de kosten voor verder onderzoek en de behandeling zelf te heroverwegen of dat wel echt nodig is. Het is goed frustrerend om dezelfde patiënten een paar dagen later terug te zien in veel slechtere conditie omdat ze na het eerste consult toch besloten betaalde aanvullende onderzoeken en de behandeling te laten zitten en het natuurlijke beloop van de ziekte af te wachten.
Ik wilde eigenlijk nog een ronde langs de afdeling maken maar als ik vanaf de gang de mannenafdeling inkijk bedenk ik me. Op de patiëntenbedden zitten gemiddeld zeker 5 personen vrouwen en met een kring van kinderen en veelal vrouwen eromheen. De patiënten hebben bezoek van familie, vrienden en kennissen. Heel het dorp lijkt zo nu en dan het ziekenhuis te moeten bezoeken en het liefs met zoveel mogelijk mensen tegelijk. Het werken op de afdelingen is hierdoor vooral in de avonduren en het weekend bijna onmogelijk. Naar een dokter wordt nog wel geluisterd maar de verpleegkundigen hebben niet veel overwicht. We zouden hier zo’n echte ouderwetse hoofdzuster moeten hebben, een strenge daadkrachtige verpleegkundige die met ijzeren hand regeert over de verzorgenden en de zieken.

In het kader van het invoeren van wat verbeteringen hier dacht ik vorige week met iets relatiefs eenvoudigs te beginnen: bezoekuren en regels voor de patiënten om de chaos op de afdelingen wat te temperen. Het opstellen van regels bleek niet moeilijk en het naleven leek me ook niet al te ingewikkeld. We hebben ten slotte een bewaker die de grootste deel van de dag niet veel te doen heeft dus die kan mooi orde handhaven.
Het plan werkt tot nu toe voor geen meter. De bewaker had er blijkbaar niet veel zin in want hij was opeens vaak in geen velden of wegen te bekennen. De momenten dat hij bezoekers wel aansprak op de regels ontstond er vaak een eindeloze discussie en verloor hij het overwicht. De oorzaak lijkt het klasse systeem te zijn dat hier, waarschijnlijk mede als een overblijfsel van de communistische geschiedenis van Congo, nog volop aanwezig is. De overheid verplicht de salarissen in te delen in verschillende klassen die zich hier vertalen in de verschillende salariscategorieën van het houtkapbedrijf. De sociale status is er direct aan gekoppeld. De hogere categorieën en notabelen trekken zich niets aan van een eenvoudige bewaker in het ziekenhuis en wachten ook niet op hun beurt tijdens het spreekuur. De oplossing zal wat meer inspanning vereisen dan ik vorige week dacht.

Dat het besturen van een ziekenhuis niet eenvoudig is had ik meegemaakt tijdens mijn opleiding in het ziekenhuis in Lelystad in de polder. Daar werden grote financiële verliezen geleden en besloot men de regels wat minder nauw te nemen. De bekende zware sancties van de inspectie waren het gevolg.
Hier in oerwoud van Congo is de situatie natuurlijk compleet anders maar de fundamentele vraagstukken verschillen niet veel. De mensen in dit afgelegen gebied hebben recht op gezondheidszorg en die gezondheidszorg moet worden georganiseerd en betaald en daarbij moeten in tijden van economische crisis de juiste prioriteiten worden gesteld.
Ik ben hier met een behoorlijke dosis argwaan aangekomen. Werken voor een houtkapbedrijf. Dat had ik niet voorspeld een jaar geleden. Mijn nieuwsgierigheid werd echter geprikkeld door wat ik hoorde over de situatie hier in Pokola. De afgelopen weken heb ik gezien dat het bedrijf werkelijk op een duurzame en verantwoorde manier probeert geld te verdienen. Ze kappen gemiddeld slecht 2 bomen per hectare per 30 jaar om het bos de mogelijk te geven te herstellen. Daarnaast ziet men ziet absoluut het belang van het ziekenhuis voor iedereen met programma’s ter preventie van malaria en AIDS. De financiële situatie is echter lastig. Dertig jaar geleden woonden er een paar honderd mensen in Pokola en zwierven en een paar groepen pygmeeën rond in de omgeving. Als direct gevolg van de komst van het houtkapbedrijf is de bevolking sterk gegroeid. Het houtkapbedrijf kreeg hierdoor de verplichting voor de voorzieningen van de bevolking te verzorgen. Wegen, huizen, elektriciteit, water en medische zorg, etc. Er werken zo’n 1700 mensen voor het bedrijf maar er wonen nu ongeveer 25000 mensen in het gebied. Die mensen zijn allemaal aangewezen op het ziekenhuis in Pokola want vergelijkbare voorzieningen zijn er niet. De overheid is hier de grote afwezige. Op dit moment is de zorg ook voor niet-werknemers nog zwaar gesponsord maar met de huidige economische crisis is het te hopen dat dat kan blijven bestaan. De mooie plannen voor een nieuw ziekenhuis zijn voorlopig in de ijskast...